De sluitertijd is de tijd dat het licht op de sensor valt. De sluitertijd wordt daarom ook wel de belichtingstijd genoemd. In dit artikel lees je hoe het licht op de beeldsensor valt, wat de sluitertijd precies is en welke je de sluitertijd instelt bij bij een bewegend voorwerp.
Een kijkje in de camera
We weten dat een foto gemaakt wordt door het licht dat op de beeldsensor van de camera valt. Deze sensor registreert het licht en zet deze om in een digitaal signaal. Zo wordt de foto opgeslagen. Om te begrijpen wat sluitertijd is, is het belangrijk om ook dit proces, voor het licht op de sensor komt, te begrijpen.
Wat betekenen de getallen?
- Sensor
- Sluiter
- Spiegel
- Prisma
- Zoeker
- Diafragma
- Lenselementen
Wat is de sluitertijd van een foto?
Het licht is de rode streep. Het licht komt via het objectief binnen, waarbij het diafragma (6) bepaald hoeveel licht er ‘per tijdseenheid’ naar binnen kan. Bij een klein diafragma komt er weinig licht tegelijkertijd de camera in. Bij een groot diafragma komt er veel licht tegelijkertijd de camera in. Het licht gaat door de verschillende lenselementen (7) van het objectief. Wat jij als fotograaf door de zoeker (5) ziet, is het licht dat via de spiegel (3) naar het prisma (4) gaat.
Wanneer je op de ontspanknop van jouw spiegelreflexcamera drukt om een foto te maken, klapt allereerst de spiegel omhoog. Het is niet zo dat de spiegel het licht weghoudt van de sensor (3), want achter de spiegel zit nog de sluiter (4).
De sluiter is een systeem van twee ‘gordijntjes’. Even nadat de spiegel is weggeklapt, gaat het eerste (onderste) gordijntje open (deze schuift naar beneden) en legt hiermee de sensor bloot. Vervolges klapt het tweede (bovenste) gordijn open (deze schuift ook naar beneden), die de sensor weer bedekt. De tijd dat de sensor (deels) blootgesteld wordt aan het licht, is de sluitertijd!
De spiegel klapt vervolgens weer omlaag en de gordijntjes schuiven weer terug naar hun beginpositie. In dit (high-speed) filmpje is het proces van het opklappen van de spiegels en het openen en sluiten van de sluiter goed zien. De tijd dat de sluiter open staat is de sluitertijd. Dit wordt ook wel de belichtingstijd genoemd.
De sluitertijd van een foto wordt weergegeven in een breuk van seconden. Bij de meeste spiegelreflexcamera’s heb je de mogelijkheid om de camera in te stellen met een sluitertijd van 1/4000 van een seconden (korte sluitertijd) tot aan maximaal 30 seconden (lange sluitertijd).
Sluitertijd en bewegende onderwerpen
De sluitertijd een belangrijke functie als je bewegende onderwerpen fotografeert. De sluitertijd bepaalt namelijk of het moment en de beweging worden bevroren, of dat je bewegingsonscherpte ziet.
Hoe korter de sluitertijd, hoe korter het moment door de camera ‘gezien’ wordt; het moment wordt vastgezet / bevroren.
Als de sluitertijd langer wordt (dus sluiter is dus langer open) dan kun je bewegingsonscherpte terug zien.
In het onderstaande voorbeeld zie je een windmolentjes en een fontein gefotografeerd met verschillende sluitertijd. Bovenaan, bij de korte sluitertijd van 1/1000s, is de beweging bevroren. De beweging is als het ware stilgezet. Wanneer de sluitertijd langer wordt (dus het getal in de breuk wordt kleiner), is dit op een bepaald punt niet meer voldoende om het beeld stil te zetten. Dan krijg je bewegingsonscherpte.
Lees in dit artikel over de zeven verschillende manieren om beweging te fotograferen.
Sluitertijd bij stilstaande onderwerpen
Wanneer je een stilleven fotografeert (zoals een badeendje), dan maakt het niet uit of je de foto op 1/2000 of 1/125 fotografeert; het badeendje blijft stil zitten. De enige invloed die het heeft, is de invloed van de sluitertijd op het diafragma.
Sluitertijd voor het uit de hand fotograferen
Bij het instellen van de sluitertijd is het altijd belangrijk dat de sluitertijd niet te lang wordt om nog uit de hand te kunnen fotograferen. Als rule of thumb gebruik ik altijd de grenswaarde van 1/60 van een seconde. Met die sluitertijd lukt het mij om met een standaardlens zonder beweging (van mij/de camera die ik vast houd) een scherpe foto te maken. Wordt de sluitertijd langer (bijvoorbeeld 1/15 s) dan is de foto bewogen door de beweging van mijn camera. Die bewegingsonscherpte voorkom je natuurlijk door het gebruik van een statief.
De grenswaarde van 1/60s is een vuistregel. Net zoals bij elke vuistregel zijn hierop uitzonderingen te bedenken; misschien ben je een fotograaf met een vaste hand en lukt het jou nog op 1/40 een scherpe foto te maken. Ook de brandpuntafstand is hierbij van belang. Wanneer je fotografeert met een lange lens, laten we zeggen een 200mm lens, dan moet je door de lengte van de lens ook fotograferen met een kortere sluitertijd.
Meer leren over je camera-instellingen?
In de online fotografie cursus Nooit Meer Op De Automatische Stand Fotograferen leer je precies welke instellingen je nodig hebt in welke situatie. Of je nu fotografeert met veel beweging, weinig licht of dat je snel moet reageren, aan het einde van de cursus draai jij je hand er niet meer voor om.
Heel handig